Het meisje met de gouden ogen draagt de naam Kitty. Ze is geen mens, maar een kat, en een van de rustigste en in eerste instantie een van de minst in het oog lopende leden van een uitgebreide poezenfamilie waar ik sinds enkele jaren op pas. Maar ik heb een absolute zwak voor haar, omdat ik alle wezens die zonder al te veel bombarie hun eigen plan trekken bewonder.
Het Meisje met de Gouden Ogen
Kitty weet namelijk heel goed wat zij wil, en hoe dat te bereiken. Wil zij naar buiten, dan gaat zij zeker naar buiten. Precies op het juiste tijdstip weet zij, vanaf een zorgvuldig gekozen positie bij de achterdeur, oogcontact te maken. Waarop een vragend ‘miauw?’ volgt. Spoedig gaat de deur voor haar open en achter haar weer dicht. En op het moment dat zij daar klaar voor is, komt ze weer terug naar binnen. Net zoals ze haar moment van vertrek subliem weet te timen, slaagt ze er ook in op exact het juiste moment in de achtertuin te verschijnen. Of ze is geduldig wachtend op het muurtje tegenover de achterdeur te vinden. Het lijkt erop dat zij dat wachten niet heel erg vindt, want zij houdt ervan buiten te zijn. Evengoed brengt zij regelmatig een nachtje buiten in de tuin door. Terwijl de dagen daar heet zijn, brengen de nachten namelijk verkoeling met zich mee.
Wanneer zij de verkeerde brokjes – die welke zij niet zo lekker vindt – in haar bakje treft, geeft zij dat eveneens duidelijk te kennen. Je ziet haar behoedzaam aan de inhoud ruiken zonder er ook maar eens van te proeven. Waarna ze zich omdraait, je intens aanstaart met haar grote, goudkleurige ogen en haar verzoek vocaliseert. “Niet die, die andere!” Dit houdt zij vol, tot zij heeft bereikt wat zij graag wilde.
De baasjes van De Rakkers, twee zwartwit gevlekte broertjes die nog net tot de categorie kittens gerekend konden worden, woonden op een ongelooflijk mooi plekje. Op een steenworp afstand van de stad, maar toch echt ‘landelijk’ gelegen. Als je in de woonkamer voor het raam stond, zag je zo de Rotterdamse skyline op de achtergrond van het achter het huis gelegen riviertje. Een plaatje! Om het huis heen lag een flinke lap grond, waar Fynn en Morris, want zo heten de twee broertjes in het echt, naar hartenlust hun gang konden gaan. Hun dagen brachten ze veelal slapend door. Soms kwam ik ze, als ik uit mijn werk kwam, in de tuin tegen. Dan waren ze zo uitgelaten om mij weer te zien, dat ze naar me toe kwamen rennen om vervolgens over het tuinpad heen en weer te rollen! Vermoedelijk kwam van deze zelfmassages de glanzende zwart-witte vacht vandaan. Of ze lagen gebroederlijk in het halletje in hun mandjes, om er enthousiast uit op te springen zodra ik de sleutel in de voordeur stak. Tot op de dag vandaag weet ik niet zeker of de enthousiaste begroetingen voedselgerelateerd waren of niet!
De Rakkers
Hoewel zij geenszins schootkatten waren, vonden ze het heerlijk te kroelen en aangehaald te worden. Spinnen konden ze dan ook als de beste: dan klonk het alsof iemand een machientje had aangezet. Maar de nacht, dat was hun tijd. Dan kwamen ze pas echt in actie. De ochtend na de eerste nacht van mijn verblijf wist ik dan ook niet wat ik zag! Om te beginnen waren de vloer van de hal en de keuken van effen grijs naar een dessin met zwarte poezenpootjes veranderd. Maar dat was zeer zeker niet wat de meeste aandacht trok. Achter in de keuken lag iets, wat van een afstandje op een gefileerd visje met een hele lange staart leek. Maar welke vis heeft zo’n staart? Omdat ik ook veel lange strepen op de vloer om het visje heen zag, vreesde ik het ergste. En die vrees werd al snel bewaarheid… De keuken leek – zo definieerde hun baasje het na het bekijken van de foto’s – wel op een crime scene. De Rakkers hadden blijkbaar net zo lang met het arme muisje, want daar bleek het uiteindelijk om te gaan, gespeeld tot het bloed aan alle kanten uit hem was gegutst. Dagelijks ze ’s nachts presentjes voor mij achter, die ik dan vlak na het ochtendgloren – het tijdstip dat ik doorgaans opstond – vond. Zelden sloegen zij een dag over! Als dit wel het geval was, dan zorgde ik ervoor dat zij zeker wisten dat ik hen dit helemaal niet kwalijk nam. Sommige dagen werd ik namelijk wel op vier muizen – of soms een iets groter formaat, mogelijk een woelmuis – getrakteerd. Ik heb hen dan ook nooit verteld dat ik eigenlijk panisch voor muizen ben. Alleen al een schijnbeweging in een hoek van de kamer doet mijn hart al op hol slaan. “Ze brengen ze altijd dood naar binnen,” had hun baasje mij van tevoren gerustgesteld. Dat kwam goed uit, want van een dode muis ben ik net iets minder bang dan van een levende. Want er bestaat natuurlijk altijd nog het risico dat zo’n beestje alsnog opspringt!
Slechts twee keer hield Morris zich niet aan deze ongeschreven afspraak. De eerste keer hoorde ik een vreemd geluid in de keuken; alsof iemand hard in piepspeelgoed voor baby’s kneep. Het bleek een babymuisje in doodsnood te zijn. Omdat het lijfje er al behoorlijk gehavend uitzag, heb ik het diertje afgepakt en het ‘karwei’ afgemaakt. En zo bewezen de broertjes mij uiteindelijk een dienst: te weten dat ik in staat ben mijn eigen grenzen te verleggen, als de situatie daarom vraagt!
Bij de eerste kennismaking met Mila, was zij in geen velden of wegen te bekennen. Niets ongewoons, volgens haar baasjes. Zij bracht, als poes op leeftijd haar dagen sowieso soezend door. Ik heb inderdaad even naar een slapende kat staan kijken. Tijdens mijn sit bij haar thuis zal ze me dan ook zelden gemist hebben, als ik overdag naar het werk was. Als ik aan het begin van de avond thuiskwam, stond zij echter paraat. Feitelijk waren er twee a drie momenten op een dag dat zij mij met haar aandacht verblijde; met name rond etenstijd. Als oudere kat op dieet was zij tamelijk gefixeerd op deze momenten. Als ik voor dag en dauw wakker werd, hoorde ik haar vaak al luidkeels miauwen. Ik prijsde mij dan ook gelukkig dat zij zich zelden op de topverdieping, waar ik sliep, begaf. Dat deed zij alleen op die dagen, dat ik het erg gortig maakte en uitsliep, bijvoorbeeld wel tot half acht!
Om haar voor schrokken te behoeden, had ik een voerpuzzel meegenomen. Die kocht ik ooit voor een andere oppaskat, die het zelfs in het holst van de nacht presteerde op het aan de slaapkamer grenzende balkon duidelijk hoorbaarzijn beklag te doen, als zijn maagje knorde. Het hongergevoel blijft wat langer weg met dank aan de puzzel, doordat het eten wat langzamer gaat. Daarbij is het goed voor de grijze cellen. Het duurt wel even voor de kat doorheeft hoe het werkt. Of is het instinct, dat hier in actie treedt?
De liefde van een kat gaat via de maag, werd me ooit toegevoegd. Mijn eigen kat Sheeba, uit een ver verleden, zat altijd en alleen bij mij op schoot. Door onze speciale band, meende ik. ‘Omdat het jouw hand is die voedt’, werd mij door mijn huisgenoot tegengeworpen. Ik voelde mij beledigd, omdat ik was overtuigd van de speciale band tussen Sheeba en mij. Toch moest ik eraan denken, toen ik op Mila paste. De eerste dagen bewaarde zij gepaste afstand. In een later stadium bewoog zij zich steeds meer in mijn richting. Totdat zij uiteindelijk vlak naast mij zat.
Nadat ik de deur geopend had, stond ik oog in oog met een kleine kat. Ze leek haast op een kitten, maar ik wist dat ze al drie jaar was. Cersei staarde me met grote ogen aan, en vluchtte zodra ik haar aansprak. “Een goed begin is het halve werk,” bedacht ik mij ironisch. Het bleek echter reuze mee te vallen. Nog geen minuut later stonden we in de keuken recht tegenover elkaar. Zodra ik door de knieën zakte en haar met geruststellende stem uitnodigde met me kennis te komen maken, kwam ze tot mijn verbazing op een drafje naar me toe. De eerste schrik was al snel overwonnen door haar nieuwsgierigheid. Ze snuffelde even aan mijn uitgestoken hand, duwde haar koppie er tegenaan en de connectie was gelegd. In de weken erna volgde ze me – als ze niet lag te slapen – door het hele huis.
Cersei, plekje ingenomen
Lily zag ik de daaropvolgende uren niet. Ik liep het hele huis meermalen door, maar ze was nergens te vinden. Buiten was ze ook niet. De tuin was nauwkeurig met gaas afgezet om ervoor te zorgen dat ze op eigen terrein zouden blijven, dus ik zou haar daar onmogelijk over het hoofd kunnen zien. Haar baasje om advies vragen was niet mogelijk, die zat op dat moment in een vliegtuig. Maar juist op het moment dat ik bedacht dat ik de gedachte los moest laten, en dat ze dan spoedig tevoorschijn zou komen, viel mijn blik op de twee meter hoge klimtoren in de hoek van de kamer. De achterste toren had een kleine bult in dezelfde kleur wit als het kussen. De bult bewoog, al was het maar een klein beetje.
Beide katten lieten de rest van de dag met rust. Dat verbaasde me, want hun baasje had me ervan vergewist dat ik met twee echte knuffelkatten te maken zou krijgen. Dat was ‘s avonds pas merkbaar, toen ik op de bank had plaatsgenomen. Lily liep eerst meermalen langs en over me heen, om vervolgens met de rug naar me toe naast me plaats te nemen. Niet lang erna begon Cersei behoedzaam om me heen te wandelen. Op mijn schoot lag al een laptop, ze vertoonde vooral speciale interesse in het plekje het dichtst bij mijn buik. Omdat ik een goed verstaander ben, maakte ik plaats voor haar en ze nam onmiddellijk haar positie in.
Lily, een mooi meisje
Voor het naar bed gaan, speelde zich een soortgelijk ritueel af. Zodra ik mij richting slaapkamer begaf, renden beide katten met me mee de trap op. Maar mijn tempo beviel hen niet! Terwijl ik in de badkamer bezig was met het voorbereiden op de nacht, verloren zij hun interesse en verdwenen in een andere kamer, of weer terug naar de benedenverdieping. Zodra ik in bed zat te lezen, hoorde ik voetstappen op de trap. De ene wat lichter, de andere wat zwaarder. Meestal was Lily er eerst. Ze verdween dan eerst onder het bed, om er aan de andere kant weer onder vandaan te komen. Voorzichtig nam ze plaats op de uiterste hoek, om zichzelf uitgebreid te gaan wassen. Cersei volgde meestal niet lang erna. Hetzelfde stappenplan als eerder herhaalde zich: behoedzaam liep ze om me heen, om te kijken of haar lievelingsplekje beschikbaar was. Zodra ik dat voor haar creëerde, nam ze haar positie in. Slapen deed ze doorgaans, terwijl ik op mijn zij lag, achter mijn knieholte. Lily schoof stukje bij beetje meer mijn richting op in de loop van de nacht. Zij was het ook die mij vaak wakker maakte. Bij het krieken van de dag hoorde ik haar vaak al miauwen. Als ik haar negeerde, kwam ze dichterbij om te kijken hoe ik erbij lag. Vervolgens begon ze mijn handen of gezicht te likken, waar ze maar bij kon. Ik kan veel negeren, maar dit vroeg erom mij helemaal onder de dekens te verstoppen. Gelukkig was zij ook een goed verstaander en liet me na wat vruchteloze pogingen met rust!
Een paradijs voor katten, zo oogden de flat waar Paddington en Daisy woonden en de nabije omgeving. Binnen mochten ze overal komen, er stond altijd een volle bak voer klaar en via het kattenluik konden ze naar buiten als ze dat wilden. In een parkachtige omgeving omgeven door hoge bomen stond een aantal gebouwen op respectabele afstand van elkaar. Daar konden beide katten naar hartenlust ravotten; en dat deden zij.
“Mijn katten kunnen niet met elkaar overweg,” vertelde hun baasje van tevoren. “Sinds Paddington er is, komt Daisy bijna nooit meer thuis”. In de loop der jaren heb ik legio verhalen gehoord over oudere katten die zich van hun troon verstoten voelen door de komst van een kitten. Alleen, Daisy kon met haar amper een jaar oud niet echt een kat op leeftijd genoemd worden! Toch vertoonde zij alle verschijnselen van een oudere dame die het leven zuur wordt gemaakt met de komst van een enfant terrible. Paddington was met zijn half jaar oud nog superspeels en het duurde niet lang voor ik het met mijn eigen ogen zag gebeuren: een argeloos door de flat lopende Daisy werd letterlijk door haar op de loer liggende kwelgeest besprongen. Niet één keer, maar met de regelmaat van de klok! Gelukkig stond zij haar mannetje en met het nodige gesnauw en gegrauw maakte zij duidelijk dat zij van dergelijk gedrag niet gediend was.
Daisy in relaxmodus
Paddington was een genot om te observeren! Als hij in de tuin speelde, waren dure speeltjes van de dierenwinkel volstrekt onnodig. Vogels, vliegjes, een bewegend herfstblaadje of de manier waarop het licht tussen de boomtakken heen viel waren voldoende. Hij kon zich overal mee amuseren. Wat Daisy buiten deed, dat weet ik niet. Zij verdween meestal uit zicht zodra zij door het kattenluik heen was.
Paddington, alert als altijd.
Toch had ik niet het idee dat de flat te klein was voor beide katten. Sowieso was er letterlijk voldoende ruimte voor allebei om te bivakkeren zonder elkaar voor de voeten te lopen. Dat Paddington zich niet altijd aan deze ongeschreven kattenregel hield, was een tweede! Er waren voldoende momenten, gedurende welke het wel lukte. Dan lag de een in de kinderkamer, en de ander in een mandje vlak naast mij. Of was de een in de tuin aan het spelen terwijl de ander in de zon op de rugleuning van de fauteuil voor het raam lag. “Houd je vrienden dichtbij, maar je vijanden dichterbij,” dacht mijn ironische zelf.
Zouden ze inmiddels tot een status quo zijn gekomen?
Lily is niet altijd de gemakkelijkste om op te passen…. Dit komt vooral, omdat zij een nachtelijke miauwer is. Ik zou niet zo gauw weten waarom ze dat doet, want er zit altijd voer in haar bakje. Voorheen was het erger, maar toen was het te verklaren: haar maatje Suus net overleden. Het geluid galmde door het trappenhuis, zo luid dat ik bang was dat de buren hun beklag zouden komen doen! Maar dat is nooit gebeurd, en inmiddels lijkt Lily eraan gewend te zijn een kat alleen te zijn! Alleen die nachten, die lijken toch nog steeds te lang te duren naar haar zin. Het liefst komt ze nog voor het krieken van de dag bij mijn hoofdkussen staan, om te miauwen op een manier die het midden houdt tussen bozig en klagelijk. Omdat ik heb geleerd dat ongewenst gedrag van katten genegeerd dient te worden, omdat het tegendeel een bevestiging is, probeer ik dat altijd keurig netjes vol te houden. Maar Lily is ook niet van gisteren: na een tijdje is ze het wachten zat en begint ze ongeduldig met een pootje tegen mijn hoofd te tikken. Is ze me toch te slim af geweest; helaas kan ik hierop niet anders reageren dan haar de toegang tot de slaapkamer te ontzeggen. In tegenstelling tot haar, kan ik niet de hele dag opgekruld op de bank liggen dutten! Soms werkt de tactiek van buitensluiting, maar niet altijd: dan blijft ze me beledigd van de andere kant van de deur toemiauwen. Het gebeurt niet vaak, maar als het echt te lang duurt, dan zorg ik ervoor dat ze ook niet op de overloop kan komen. Om een of andere reden hoor ik haar als ze beneden in de woonkamer moet blijven niet lang meer. Ze is dan nog wel dichtbij genoeg om haar te kunnen horen, maar toch lijkt ze er dan snel mee te stoppen. Misschien is het haar dan duidelijk dat het mij menens is?
Gelukkig word ik de ochtend erop altijd weer met enthousiasme onthaald. Ze miauwt me kittig toe, alsof ze wil zeggen: “Nou, hèhè, ben je daar dan eindelijk” Dan drentelt ze eerst naar haar favoriete krabpaal, om een aantal maal haar nagels erlangs te halen. Vervolgens is het tijd voor onze ochtenddans. Ze loopt me zo nauwgezet voor de voeten, het lijkt wel een tango! Als mijn rechterbeen naar voren gaat, schiet zij voor mijn linkervoet. Als mijn linkervoet naar voren gaat, verplaatst zij zich naar rechts. Bij elke pas moet ik mijn best doen, haar niet te schoppen of over haar te struikelen! Mijn eerste goede daad van de dag is, haar te verwennen met haar favoriete hapje. De rust keert daarna snel weer. Maar pas echt ontspannen doet ze, als ik ga zitten voor mijn ontbijt. Daar gaat ze lekker voor liggen! Alsof ze weet, dat haar dag dan ook kan beginnen!
Haar baasje had me al gewaarschuwd: de trimmer is langsgeweest. Omdat Donna haar de laatste tijd niet toestond de klitten aan de achterkant van haar lijfje eruit te halen vanwege haar artrose, had zij die taak ditmaal aan een ander overgelaten. Ze had geen woord te veel gezegd; het zag er inderdaad niet fraai uit! Eerlijk gezegd schrok ik er een beetje van. Behalve dat haar achterpootjes nu duidelijk zichtbaar krom bleken als gevolg van de artrose, was de normaliter dikke vacht op heuphoogte gemillimeterd. En niet bepaald symmetrisch! De aandoening was al duidelijk te zien als zij liep, nu oogde zij ontegenzeggelijk als een poes op leeftijd: “Je wordt ouder Donna, geef het maar toe,” zong Peter Koelewijn in mijn hoofd. Ze liep dan ook beduidend slechter. Waar ze vroeger altijd lichtvoetig en parmantig over de tegels heen trippelde, klonk dat geluid nu veel zwaarder. Ze had nog zeker genoeg pit om van bank en bed af te springen, maar het ging allemaal wat minder soepel dan voorheen.
Oh Donna!
De gereserveerde verlegenheid was er nog steeds. Me bovenaan de trap opwachten en zachtjes miauwen, op precies dezelfde manier als wanneer ik een gesprekje met haar aan trachtte te knopen, die rituelen waren gebleven. Maar ze leek meer te kunnen genieten van liefkozingen: kriebelen in haar nekje of bij de aanhechting van haar staart. Dan strekte ze vol genot haar achterpootjes, hoewel ze dat niet lang volhield. Na verloop van tijd konden de door de artrose aangetaste botten haar gewicht niet langer dragen en ging ze erbij liggen. En daarin zag ik een duidelijk verschil met voorheen: ze kwam dan vlak naast me liggen en het duurde een lange tijd voordat ze weer van mij vandaag ging. Terwijl ze er altijd voor leek te waken een zekere afstand te bewaren. “Want je bent nog snel, maar bent eerder moe,” neuriede Peter Koelewijn weer door mijn hoofd, terwijl Donna ijverig spinde.
Mooja deed haar naam aan wat mij betreft. Ik hoorde het woord ‘mooi’ erin en ik vond haar beeldschoon. Een Blauwe Russin met een parmantig rood sjaaltje aan haar bandje geknoopt. Het ding leek haar, in tegenstelling tot veel andere katten, niet te deren: nooit zag ik haar eraan krabben of pogingen wagen het te verwijderen. Alsof ze wist hoe goed het haar stond!
Ze was een van de katten waar ik op het eerste gezicht al een zwak voor had. Misschien was het omdat ze bij de kennismaking eerst gezellig naast me kwam zitten op de bank, om zich vervolgens volledig gestrekt op het vloerkleed te vleien om haar fluweelzachte buik ten toon te spreiden!
Mooja’s fluweelzachte buik
Zodra haar baasje was vertrokken, en we samen overbleven, liet ze toch een wat andere kant van zichzelf zien. De nieuwsgierigheid was er nog wel, die ik ontwaarde doordat ze elke keer als ik thuiskwam me met grote ogen bovenaan de trap opwachtte. Maar tijdens de eerste week was ik vooral op mijn eigen gezelschap aangewezen. Na de dagelijkse begroeting verdween ze vervolgens naar een andere kamer om daar op een van haar lievelingsplekjes te gaan liggen; de bureaustoel in de slaapkamer, bovenop de hoogslaper of op het aquarium. De vissen vertoonden geen enkele ongerustheid, en ik snapte wel waarom het plekje haar zo bekoorde: het was er heerlijk warm. Omdat onze band zich niet meteen ontwikkelde, besloot ik wat oude trucjes uit de kast te halen. Een dagelijkse borstelbeurt deed haar smelten als sneeuw in de zon. Terwijl ze in eerste instantie aan de aanraking leek te moeten wennen, nam ze uiteindelijk uitgestrekt plaats op het kleed. Zo kon ik elke centimeter van haar prachtige vacht borstelen, terwijl ze spinde dat het een lieve lust was. Af en toe draaide ze zich om zodat ik alle stukjes van haar schitterende vacht wist te bereiken.
Een ander succesrecept was het speeltje met catnip. Ook daar gooide ik hoge ogen mee, maar dat zal niemand verbazen. Het muisje dat bij de bestelling werd geleverd, viel ook in de smaak. Ze liet het ding alle hoeken van de kamer zien, alsof het een levend dier betrof!
Nieuw favoriet speelgoed
Snel waren we dikke vrienden. Ze begroette me niet alleen bij thuiskomst, ze begon me ook gezelschap te houden. Als ik aan tafel zat lag zij op het kleed, als ik op de bank plaatsnam deed zij dat ook en ’s nachts lag ze op mijn voeteneinde. Een heerlijk communicatief diertje dat tegen me mauwde zodra ik haar aankeek. Het luide gespin begon al zodra ze naast me kwam zitten, anticiperend op het aaien en kriebelen waarvan zij wist dat zij dat weldra zou ontvangen. Maar aan elke sit komt een eind. Omdat haar baasje pas laat die avond thuis zou komen, zorgde ik ervoor dat zij tot die tijd alles had wat haar hartje begeerde. Daarna aaide ik haar nog een laatste keer over haar bol, liep de trap af en deed de voordeur achter mij dicht.
Hoe meer katten hoe beter is mijn devies! Het brengt misschien wat meer schoonmaakwerk met zich mee, maar ik geniet ervan hoe de persoonlijkheden van de diverse poezen tot hun recht komen in een groter gezelschap. Mogelijk omdat elk karakter contrasteert aan die van de anderen. Een grote kattenfamilie is als de cast van een toneelstuk waar ik onophoudelijk naar kan kijken! Niet voor niets staat het doen van vrijwilligerswerk in een kattenkolonie hoog op mijn verlanglijstje.
Steeds als ik in de gelegenheid ben op meer dan (pakweg) twee poezen te passen, klopt mijn hart een beetje sneller. Zoals een sit bij Toga, Cheetara en Vitorio, drie Braziliaanse katten die samen met hun baasjes naar Nederland verkasten. Bij binnenkomst ademt het huis ‘poezenfamilie’ uit; overal kussentjes en mandjes waar ze kunnen vertoeven. Op de vensterbank, bovenop een kast, waarvandaan de gehele ruimte kan worden overzien. Maar ook plekjes om zich in alle rust terug te trekken. Vitorio kijkt me vanaf zijn uitkijkpunt nieuwsgierig aan, en snuffelt enthousiast aan mijn uitgestoken hand. In een mum van tijd heb ik een nieuwe vriend gemaakt. Ook met Toga gaat het leggen van contact onverwachts gemakkelijk. Hij is een heer op leeftijd, die wat stijfjes loopt en je aankijkt of hij chagrijnig is. Maar als ik ’s avonds rustig met Vitorio op schoot op de bank zit, komt hij polshoogte nemen. Het is duidelijk dat hij liefst op mijn schoot zou komen zitten, maar dat gaat niet: zijn huisgenootje neemt alle ruimte in beslag. Toga neemt genoegen met het plekje vlak naast me, op de armleuning van de bank. Mijn poezenmoederhart klopt blij!
Het past maar net: Vitorio, Toga en ik
Cheetara is echter een heel ander verhaal. Baasje Louise liet me al weten dat zij extreem verlegen is en zich doorgaans na verloop van een paar dagen pas laat zien. Omdat deze sit maar voor vier dagen gepland is, spant het erom of ik überhaupt kennis met haar zal maken. Haar domein is de zolder, het gezellige atelier van haar baasje. Dat weet ik, omdat die me dat vertelt als ik haar ongerust laat weten dat Cheetara in geen velden of wegen te bekennen is! Genoeg hoekjes waar ze zich daar kan verschansen. Als ik aan het einde van de eerste dag op zolder een boek lees, neem ik haar voederbakje gevuld met vlees mee naar boven. Vanaf de bank zie ik haar niet, maar ik hoor overduidelijk hoe zij zich eraan te goed doet! Als ik wat later op sta, is het bakje keurig schoongelikt! Op de laatste avond is het zover. Terwijl ik in de woonkamer zit, komt er plotseling een bliksemflits langs: het is Cheetara, op zoek naar een lekker hapje. Zodra ik in beweging kom, maakt zij zich uit de voeten; de kamer uit en de trap op. Ik controleer de bakjes van de poezen en houd me stil. Ze komt inderdaad terug en begint met me te communiceren. Ze loopt heen en weer, houdt me in de gaten en miauwt dat het een lieve lust is. Rustig en vriendelijk praat ik terug, niet helemaal zeker wat ze nu wil. Niet veel later springt ze naast me op de bank. Ze heeft onvoldoende rust om naast me te komen zitten, maar nieuwsgierig is ze wel. Ze snuffelt behoedzaam aan mijn uitgestoken hand, maar komt niet zo dichtbij dat ik haar kan aaien. Tenminste; niet gelijk. Na een kort spel van benaderen en terugtrekken, staat ze me toch toe dat ik haar in haar hals kriebel… en geniet ervan. Uiteindelijk ga ik veel later naar bed dan gepland, omdat ze toch naast me komt liggen, uitgebreid genietend van de liefkozingen.
Cheetara’s overgave
Als ik de foto de dag erop aan haar baasje stuur, is ze onder de indruk: “Wow, zo snel! Je moet wel een kattenfluisteraar zijn!” En laat ik dat nou altijd al hebben willen zijn!